Tags

, ,

Actua

Het is pas zaterdag, bijlange nog blogdag niet, maar mijn onderwerp ligt sowieso al vast dus waarom wachten. Met Philippe Bugalski verloor de rallywereld gisteren niet alleen een held, maar verloor Sandropov ook een man met wie hij opgroeide. U mag het weten, ik ben geboren in 1985 en dat was net het moment dat de frisse twintiger uit Busset (in de nabijheid van de kortstondige Franse hoofdstad Vichy), Philippe Bugalski zijn eerste stappen in de rallysport zette.

Begin de jaren negentig was “Bug” een pion in het raderwerk van Lancia, met op dat moment Denis Giraudet aan zijn zijde. Maar de echte doorbraak begon pas toen de Fransman zich richtte op zijn heimat, aan het stuur van de Renault Clio Maxi. Ik vond ze toen al legendarisch die kleine Clio’s. In volle bewustwording van mijn leven zag ik Jean Ragnotti en Alain Oreille voorbijstuiven als wilden in dat stukje Frans kleinood. Niet enkel op televisie maar ook in het echt, onder meer in de Circuit des Ardennes (als ik het goed heb), in een tijd dat een zuiderbuur nog eens afzakte naar ons Belgenland. Vive le Sport! Ik vond ze fantastisch die grijze metalen blikken met gouden velgen.

In de jaren die erop volgden bleef ik die Clio’s heerlijk vinden, vooral omdat onder meer Bernard Munster met zo’n fijn dingetje het mooie weer maakte in België. Maar diezelfde wagens in de “Diac”-kleuren bleven toch nog meer boeien, vooral toen ik mid-jaren negentig voor het eerst naar Le Touquet ging voor de Franse kampioenschapsmanche. Paul Lietaer won er ei zo na de rally. We schrijven dan ergens 1993 à ’94.

In 1995 werd Bugalski Frans kampioen in de tweeliterklasse. In 1996 kwam de Mégane Maxi. De tijd brengt ons stilaan naar het hoogtepunt van de Maxi-periode met onder meer de gouden kerels Gilles Panizzi en François Delecour, en ondertussen won de fervente koffieslurper quasi alles wat er in Frankrijk te winnen viel. In 1998 kwam daar een Franse titel bij, niet toevallig met de Citroën Kit Car. Een monster was dat. De nieuwe winnaar na een periode waarin Citroën zich vooral had gericht op Rally-Raid, ook niet zonder succes.

En dan zijn we inmiddels 1999. Je voelde gewoon dat die Maxi’s beesten waren die zelfs niet bevreesd moesten zijn van de eerste generatie WRC-wagens. En toen kwam de rally van Catalunya. Glooiend, klevend asfalt. Op maat gemaakt van die Xsara die al zijn kracht kwijt kon op die donkere ondergrond. En even later kwam de rally van Corsica. Bochtig, bijtend asfalt. Een kolfje naar de hand van het asfaltvretende duo Bugalski – Xsara. Bugalski won de rally met een halve minuut op Jésus Puras. Carlos Sainz werd in zijn Toyota Corolla WRC, toch een episch koersbeest, op meer dan een minuut gezet. Die winst staat nog steeds geboekstaafd als de laatste overwinning van een tweewielaangedreven wagen in een WRC-manche. In 2000 kwam daar nog voor Bug een Franse titel bij, met een Citroën die zich stilaan opmaakte voor het grotere werk, met de T4. Citroën haalde ondertussen met de Xsara de Europese merkentitel binnen met onder meer Bruno Thiry.

Bugalski stond in het nieuwe millenium aan de wieg van de ontwikkeling van de Xsara WRC en bleef later ook testrijder bij Citroën. De man uit Vichy mag dan ook een groot deel van het succes van de toen nog jonge Sebastien Loeb toegekend worden. Bugalski reed nog enkele asfaltrally’s met de WRC-wagen maar het was alsof hij die “voortreintjes” miste. In 2004 gaf hij er na een carrière van 20 jaar en drie Franse titels de brui aan.

De Franse rallykoning van eind de jaren negentig begon met het prepareren van wagens en stond onder meer aan het hoofd van AutoMeca, dat mag gezien worden als één van belangrijkste privé-teams van Frankrijk en met een rechtstreekse telefoonlijn naar het officiële Citroenteam. Onder meer Thierry Neuville kon profiteren van die goede banden, want Bugalski was een mentor voor de jonge Belg, waarmee hij onder meer het JWRC reed in 2010 met winst in Bulgarije.

NeuNeu reageert net zoals de hele rallywereld geschokt op het overlijden van de net geen 50-jarige Bugalski. Het waren fantastisch jaren die de man ons gaf in de jaren negentig. We kunnen enkel maar besluiten met de woorden van Neuville, het laatste topproduct dat Bugalski afleverde: “Merci à toi, Philippe!”